E.4. Dutch POS Tags

Tag Description Example
ADJA attributive adjective [een] snelle [auto]
ADJD adverbial or predicative adjective [hij rijdt] snel
ADV non-adjectival adverb [hij rijdt] vaak
ART article een [bus], het [busje]
ATMENTION at-mention @basistechnology
CARD cardinals vijf
CIRCP right part of circumposition [hij viel van dit dak] af
CM comma ,
CMPDPART right truncated part of compound honden- [kattenvoer]
COMCON comparative conjunction [zo groot] als, [groter] dan
CON co-ordinating conjunction [Jan] en [Marie]
CWADV interrogative adverb or subordinate conjunction wanneer [gaat hij weg ?],
wanneer [hij nu weggaat]
DEMDET demonstrative determiner deze [bloemen zijn mooi]
DEMPRO demonstrative pronoun deze [zijn mooi]
DIG digits 1, 1.2
EMAIL email address [email protected]
EMO emoji or emoticon :-)
HASHTAG hashtag #hetkoningslied
INDDET indefinite determiner geen [broer]
INDPOST indefinite postdeterminer [de] beide [broers]
INDPRE indefinite predeterminer al [de broers]
INDPRO indefinite pronoun beide [gingen weg]
INFCON infinitive conjunction om [te vragen]
ITJ interjections Jawel, och, ach
NOUN common noun or proper noun [de] hoed, [het goede] gevoel,
[de] Betuwelijn
ORD ordinals vijfde, 125ste, 12de
PADJ postmodifying adjective [iets] aardigs
PERS personal pronoun hij [sloeg] hem
POSDET possessive pronoun mijn [boek]
POSTP postposition [hij liep zijn huis] in
PREP preposition [hij is] in [het huis]
PROADV pronominal adverb [hij praat] hierover
PTKA adverb modification [hij wil] te [snel]
PTKNEG negation [hij gaat] niet [snel]
PTKTE infinitive particle [hij hoopt] te [gaan]
PTKVA separated prefix of pronominal adverb or verb [daar niet] mee [hij loopt] mee
PUNCT other punctuation " ' ` { } [ ] < > - ---
RELPRO relative pronoun [de man] die [lachte]
RELSUB relative conjunction [Het kind] dat, [Het feit] dat
SENT sentence final punctuation ; . ?
SUBCON subordinating conjunction Hoewel [hij er was]
SYM symbols @, %
URL URL http://www.basistech.com/
VAFIN finite auxiliary verb [hij] is [geweest]
VAINF infinite auxiliary verb [hij zal] zijn
VAPP past participle auxiliary verb [hij is] geweest
VVFIN finite substantive verb [hij] zegt
VVINF infinitive substantive verb [hij zal] zeggen
VVPP past participle substantive verb [hij heeft] gezegd
WADV interrogative adverb waarom [gaat hij]
WDET interrogative or relative determiner [de vrouw] wier [man....]
WPRO interrogative or relative pronoun [de vraag] wie ...

results matching ""

    No results matching ""